Je hoeft niet elke presentatie als een TED-talk te starten
Eerlijk is eerlijk, ze presenteren altijd prachtig, in die TED-talks. Dat begint al met de intro’s. Alle klassiekers zijn er stevig ingetraind bij de sprekers: de anekdote. Een schokkend feit. Een ontboezeming. Een vraag aan het publiek. En sommige TED-talks gebruiken ze zelfs allemaal:
Echt: tel ze maar na. Deze TED-talk is tot op de seconde gepland en volgepropt met álle retorische trucs die er zijn.
Dus geen wonder dat veel deelnemers van bijvoorbeeld onze trainingen debatteren, prachtig presenteren en zelfs scherp schrijven ons vragen hoe zij dat ook kunnen doen. Hoe kunnen zij óók het publiek aan hun lippen laten hangen als de aller-, allerbeste TED-spreker?
En ons antwoord is dan steevast: niet. Kun je niet.
Dat klint erger dan het is. We bedoelen namelijk niet dat jij, lieve deelnemer, het gewoonweg niet kan. We bedoelen dat jij, lieve deelnemer, het gewoonweg niet hóeft. En sterker nog: in negen van de tien gevallen jaag jij, lieve deelnemer, jouw publiek juist op de kast, tegen je in het harnas, de gordijnen in door jouw presentatie te willen beginnen als een TED-talk.
Waarom?
Alles heeft zijn tijd
Simpel: omdat het moment er niet naar is. De meeste presentaties die jij houdt (of de meeste stukken die jij schrijft) zijn zakelijke presentaties. Bijvoorbeeld: je bent beleidsadviseur en presenteert een position paper die je MT hopelijk gebruikt in de lobby naar de Tweede Kamer. Of je bent een management consultant en hebt een aanbeveling voor een strategische transformatie.
Dit soort zakelijke presentaties delen een aantal kenmerken. De doelgroep zijn beslissers, intern of extern. Ze komen niet naar jou luisteren voor entertainment, ze komen naar jou luisteren om jouw aanbeveling te horen. Hun agenda’s zitten waarschijnlijk overvol.
https://www.youtube.com/watch?v=HyTzHotDeNs
Er is een tijd voor alles, aldus de blijkbaar erg bijbelvaste jongens van Iron Maiden
Het zijn van die types die wiebelen met hun tenen en draaien met hun vingers uit ongeduld. Als je gelooft in de DISC-methode: het zijn erg ‘rode’ mensen.
In die setting en voor die doelgroep heeft een mooie, retorische start geen zin. Sterker nog: stel dat je wél met een mooie persoonlijke ontboezeming komt om je presentatie goed binnen te laten komen, wat gebeurt er dan? Dikke kans dat jouw doelgroep dan direct op de smartphone hun email gaan checken. “Ik let wel weer op als die mooiprater nu eindelijk eens tot de kern komt”, hoor je ze denken.
Maar hoe moet je dan beginnen?
Je kunt dit zien als slecht nieuws, maar eigenlijk is het goed nieuws. Nu hoef je niet meer jezelf het hoofd te breken over welke van die bijna honderden introductietechnieken uit de klassieke retorica je nu weer eens van de plank moet halen. Scheelt tijd bij het voorbereiden van je presentatie!
Maar hoe moet je dan wel beginnen? Daar is een simpele methode voor, die we onder andere op onze schrijftraining, presentatietraining en debattraining nader uit de doeken doen. Die methode werkt heel simpel: ga in gedachten op de stoel van je publiek zitten, en beantwoord voor je publiek de volgende drie vragen:
- Waar gaat dit over?
- Waarom luister ik hier nu naar/waarom lees ik dit nu?
- Als ik er straks klaar mee ben, wat moet ik er dan mee? Wat wil de spreker/schrijver dat ik ermee ga doen?
“Wat doe ik hier nog?” zong Stef Blok – en die vraag stelt je doelgroep zich ook
Geef slechts een kort antwoord op die vragen: het kan in drie zinnen (elke vraag één antwoord), maar maak het echt niet langer dan vijf.
Rangschik en herschrijf die zinnen dan zodanig dat er één, goedlopende alinea uitkomt. Meestal begin je met het onderwerp, maar het kan ook de aanleiding zijn. Je eindigt de alinea meestal met je aanbeveling.
En voilà: klaar is je introductie. Precies de start die past bij je publiek. En dus precies de start die je wil. Hup, door naar de inhoud!