Het probleem van parabels
We lieten laatst zien dat sprekers van TED, de FEBO van de edutainmentbedrijven, meestal maar een paar van maximaal vijf manieren gebruiken om hun praatje te beginnen.
Maar er zijn veel méér technieken! Alleen heel jammer: die technieken hebben elk ook weer nadelen. Het is moeilijk ze echt goed te doen.
Neem bijvoorbeeld de techniek van de ‘parabel’ of de ‘fabel’. Hiermee vertel je een algemeen bekend verhaaltje met een moraal die past bij je onderwerp. Het Nieuwe Testament staat er vol mee, dus denken veel sprekers: dan moet het wel AWESOME zijn!
Nou nee, en wel hierom.
Kijk, dat lijkt op…
Een parabel of fabel (ze zijn hetzelfde ding met één verschil: mensen spelen de hoofdrol in parabels, dieren in fabels) rust op een belangrijk principe: de moraal van het verhaal dat je vertelt, is dezelfde moraal als die in de rest van je speech.
Je toehoorders herkennen die moraal omdat ze herkennen dat de karakters en het plot in je parabel zich gedragen zoals de karakters en het plot in de rest van je verhaal.
Dat klinkt abstract, dus een voorbeeld. Alweer heel lang geleden, namelijk februari 2018, gaf minister Ollongren de burgemeester Dales-lezing. Ze begon haar verhaal met een fabel (wat ze per ongeluk een parabel noemde). Lees maar:
“(…). Dames en heren. Ik trap vanavond graag af met een bekende parabel. De parabel van de 2 vogels. Op een mooie ochtend vliegen ze samen lekker door de lucht, als vanuit de verte een oude vogel roept: ‘Hé jongens, hoe is de lucht?’ De jonge vogels knikken beleefd: ja hoor, prima. Maar als de oude vogel voorbij is, zeggen ze tegen elkaar: ‘Wat is, in vredesnaam, lucht?’ Aan deze parabel moest ik denken in aanloop naar deze lezing.
De Grondwet is voor democratisch opgevoede mensen toch een beetje als de lucht voor deze 2 jonge vogels. Lucht die je niet meer waarneemt. En dat terwijl deze lucht – onze Grondwet – de zuurstof is voor onze identiteit, voor al wat het leven in dit land zo mooi maakt: gelijkheid, vrijheid, tolerantie. En dat wil ik vandaag ook betogen.”
(volledige tekst hier, als je verder wil lezen)
Ok, de fabel is overbekend (ik kende de versie met vissen, niet vogels), en maakt kort en krachtig duidelijk wat de minister wil zeggen: zoals jonge vogels de lucht niet waarnemen, zoals jonge vissen water voor lief nemen, zo nemen wij de democratische rechtstaat misschien wel te makkelijk voor lief.
Punt gemaakt.
En dat punt maak je dus omdat je de karakters en het plot één op één vertaalt: ahja, de jonge vogels, dat zijn wij. Is Ollongren dan een oude, wijze uil? Nou ja, wie dan ook: de lucht is in ieder geval ‘de Grondwet’.
Dit ‘werkzame principe’ ligt voor de hand, lijkt een makkie, kind kan de was doen: natúúrlijk moet de parabel een goed lijkend verhaal zijn, wie doet zoiets nou verkeerd?
Nou, uh: minister Grapperhaus.
Uh, waar lijkt dit op?
Vorige maand, op 17 oktober, sprak minister Grapperhaus deze tekst uit ter ere van 50 jaar juridische samenwerking met Indonesië. Ook hij begon zijn toespraak met een fabel. Lees maar mee:
“Indonesian fables are known the world over. I read them when I was child. The magic of those stories has always stayed with me, but so have the horrors faced by the main characters. There’s a reason that fables evolve, and the horrors they portray also happen in real life.
I was deeply shocked to hear about the attack on Indonesia’s chief security minister Wiranto. I’m hoping for his speedy recovery. I recall, after all, that even gruesome fables often have a happy ending….
Take the story of Sukun, or, in Dutch: Soe-oene. 1 day, before leaving home to work in the fields, Sukun’s parents tell his older brother and sister that if they get hungry they should eat a breadfruit. But the word for breadfruit is also Sukun! And, yes, you’ve guessed it, the older children get hungry and start to eat their little brother. But when they find the real breadfruit and realise their mistake, they’re very sorry about what they’ve done. When their parents return home, they’re so outraged that they stuff the children in a basket and throw them in the river. The children manage to escape and have all kinds of adventures, but of course their parents don’t know this. They’re left behind, consumed with regret and sorrow.
But everything works out in the end. During their wanderings the children kill a tree spirit and gain superhuman powers. They use their powers to bring Sukun back to life and, with the 3 of them, they return to their parents. You can imagine the surprise of the parents; they are overcome with happiness. All their problems are overcome and they end up happier than ever.
And that’s my dream for relations between Indonesia and the Netherlands: that they will become better than ever before. When it comes to building a fruitful, harmonious relationship, all of you here in this room today are trailblazers.”
Ik weet niet hoe het met jou zit, maar ik voel me ongemakkelijk bij deze parabel. Want wat krijg je als je de vergelijking ‘kloppend’ probeert te maken?
In eerste instantie lijkt de parabel te gaan over de aanslag op minister Wiranto. Maar hoe zit dat dan? Is Wiranto Sukun? Maar zijn de broer en zus dan de aanslagplegers? De aanslag was gepleegd door een IS-achtige groepering – wil Grapperhaus zeggen dat de Indonesische regering islamistische terreurgroepen op moet sluiten in een mand en oud-Testamentisch in de rivier moet gooien? Maar dan toch weer een warm welkom moet heten?
Plus, een kindersprookje is nogal ongepast als reactie op een politieke aanslag.
In tweede instantie lijkt de parabel echter niet te slaan op Wiranto, maar op Nederland en Indonesie: dat zegt hij zelf als hij ‘de moraal’ vertelt. Maar: tegen een achtergrond van koloniale uitbuiting en een massamoord die we eufemistisch ‘politionele acties’ zijn gaan noemen, komt dit wel heel slecht uit de verf. Want:
Zijn de Nederlanders de strenge ouders die hun twee oudste kinderen (Indonesië en, uh..Suriname?) in de rivier hebben gegooid, omdat ze het ideeënkind van ‘democratische rechtstaat’ iets te letterlijk tot zich namen? Of waren de Nederlandse kolonialen de oudere broer en zus die de lokale ‘taal’ niet kenden en in plaats van de lokale vruchten te plukken, de lokale bevolking over de klewang joegen?
Tja, ik kom er niet uit.
Maar dat bedoelde hij toch niet?
Klopt, ik denk dat hij dat inderdaad niet bedoelde. Hij zegt hardop wat hij bedoelde: dat de verhouding tussen Indonesië en Nederland beter dan ooit zal zijn.
Maar het kan maar zo dat het publiek iets heel anders hoorde dan dat hij bedoelde. Misschien was het publiek te beleefd om er een diplomatieke rel van te maken. Maar de kans dat de Indonesiërs toch op zijn minst even in de war raakten van zo’n kaaskop die ze hun eigen kindersprookjes terugvertelt, is behoorlijk groot.
En dit laat precies zien waarom je voorzichtig moet zijn met een fabel of parabel: die ondingen zijn multi-interpretabel. Als je ze eenmaal de lucht inslingert, heb je geen enkele controle meer over hoe het publiek ze interpreteert. Het doet me denken aan de parabel van het losgebroken paard:
“In de verte kwam er razendsnel een paard over de weg aan galloperen – het leek wel alsof de berijder enorme haast had en dringend ergens moest zijn.
Een man die langs de kant van de weg stond, schreeuwde de berijder toe: “waar wil je heen, man!?”
De berijder keek hem doodsbang aan en zei: “IK HEB GEEN IDEE – VRAAG HET PAARD!“”
Wees dus voorzichtig met welke parabels je loslaat op je publiek: ze hebben een eigen wil en je publiek kan ze weleens heel anders interpreteren dan dat jij bedoelt.