De tranen van Mark Rutte
Die arme Mark Rutte. Hij moest huilen. Huilen om de toeslagenaffaire. Huilen om de vele ouders die in de penarie zijn geraakt door een naargeestige Belastingdienst.
En wie weet ook wel: huilen om zijn eigen politieke nalatenschap. Zijn eigen reputatie. Want die tranen van Mark, die kúnnen niet echt zijn.
Toch?
Nou…misschien toch wel. We weten het niet. Wat we wél weten is dat politiek leiderschap een moeilijk spel is, en dat wij, burgers, publiek, mediaconsumenten, Mark Rutte de afgelopen week flink op de pijnbank hebben gelegd. Dat zit zo:
Je emoties zijn niet alleen van jou
19e-eeuwse Romantici, sommige post-modernisten en Instagram-celebrities vinden dat emoties iets über-individueels zijn: ze zijn een unieke uitdrukking van wie jij bent en wat jij waardevol vindt. Ze horen helemaal bij jou en hebben daarom iets heiligs. Daar mag niemand iets van vinden.
En die Romantici, sommige post-modernisten en Instagram-celebrities hebben het helemaal mis.
Want moderne wetenschappers van het fenomeen ’emotie’ (in de volksmond: psychologen) hebben het onderzocht, en hebben ontdekt dat het anders zit. Emoties zijn fundamenteel een sociaal fenomeen.
Dit is op allerlei manieren terug te zien in ons alledaagse gedrag: emoties communiceren een oordeel over iets aan anderen. Bijvoorbeeld walging wanneer je ruikt aan het restje eten van vorige week dat nog in de koelkast lag: dat is een signaal aan ánderen dat dit niet meer goed is.
Emoties bevatten ook een oproep aan anderen. Bijvoorbeeld dat je iedereen adviseert om dit eten niet meer te eten. En voortaan de koelkast een beetje schoon en opgeruimd te houden.
Niet voor niets liet onderzoek dan ook zien dat we onze emoties doorgaans méér uitdrukken wanneer er andere mensen in de buurt zijn.
Maar let op dat sleutelwoord: ‘doorgaans’. Want:
Emoties zijn cultureel gereguleerd
Al in 2005 publiceerde professor Shields een paper met de titel “The Politics of Emotion in Everyday Life:” Appropriate” Emotion and Claims on Identity”. Die is de moeite van het lezen waard, dus klik er maar op en download. Ik wacht wel even.
Wat Shields vooral laat zien, is dat (in ieder geval de uitdrukking van) emoties in het sociale verkeer gereguleerd zijn. Ze zijn onderhavig aan in-group versus out-group-processen. Dit wil zeggen: toon je een emotie die een regel overschrijdt, dan hoor je er niet meer bij. Dan ben je een outcast, een paria.
Meer specifiek beschrijft ze drie ‘soorten’ regels voor emoties:
1. Wanneer je welke emotie moet (of: niet mag) vertonen
Natuurlijk hangt Shields dit op aan de discussie over gender. Want inderdaad: in het bevrijde, verlichte, democratische Westen is het helaas nog vaak zo dat vrouwen aan ándere regels in het sociale verkeer gebonden zijn dan mannen.
Het voorbeeld dat Shields noemt is van de enige vrouw bij een bestuursvergadering, die niet meelacht met de rest van de groep om een seksistische grap, maar woede of plaatsvervangende schaamte toont. Zij is de outlaw, want zij voelt niet wat volgens de groep de ‘juiste’ emotie is.
2. Wanneer je aan welke emotie voorrang moet geven
We vinden dus dat bepaalde situaties bepaalde emoties ‘nodig hebben’. We vinden ook dat bepaalde emoties bij bepaalde rollen horen. Maar wat als die twee met elkaar in conflict komen?
En natuurlijk hangt Shields ook dit weer op aan de genderdiscussie. En wederom terecht: de verwachtingen die we hebben van mannen en vrouwen in hun respectievelijke rollen zíjn ook conflicterend.
Die verschillende rol-verwachtingen kun je misschien wel samenvatten als: ‘mannen hebben emoties, vrouwen zijn emoties’. Zo opgeschreven zie je in één oogopslag hoe belachelijk deze gedachte is. Maar toch volgen we deze culturele regel maar al te vaak.
Een van de vele voorbeelden die Shields noemt is het conflict waar ‘een man’ in terechtkomt wanneer hij in een zorgzame, intieme relatie opereert (denk aan Jesse Klaver die een papadag met de kinderen heeft): kun je de cultureel typisch als ‘vrouwelijk’ geziene emoties als ‘zorgzaamheid, affectie, liefde’ überhaupt wel vertonen als ‘rechtgeaard man’?
En andersom stellen wij de vraag: mocht Hillary Clinton de als typisch ‘mannelijk’ geziene en bij uitstek politieke emoties zoals ‘ambitie, trots, woede’ wel laten zien als ‘rechtgeaard vrouw’?
3. Laat je de emotie in de juiste mate zien?
En natuurlijk hangt Shields ook dit weer op aan de genderdiscussie. En terecht! Want ook hier is het zo dat we nog steeds ongelijke regels aan mannen en vrouwen voorschrijven over hoe intens een emotie vertoond mag worden. Doorgaans geldt dat vrouwen eerder worden gezien als dat ze ‘overreageren’ – oftewel, waar een man terecht boos kan worden op het werk vanwege een misser, is een vrouw gelijk ‘hysterisch’.
Mark Rutte op de emotionele pijnbank
Wat geldt voor ons normale stervelingen, geldt tien keer zo sterk voor publieke figuren – en nóg eens tien keer zo sterk voor politici in een vertegenwoordigende democratie.
Waar ieder mens zijn of haar collega in het dagelijks leven continu en keihard beoordeelt op de passendheid, rol-toepasselijkheid en intensiteit van de vertoonde emoties, doen we dat bij politici wel honderd keer zo intens (het klopt, we hebben het uitgerekend: tien keer tien is honderd).
Is dat terecht? Nee: in een ideale wereld beoordelen we politici op het werk wat ze doen. De uitkomst, hoe hard ze zich inspannen, dat soort dingen. En dan hadden we gezien dat Menno Snel er echt al van alles aan gedaan had om de Belastingdienst weer op de rails te krijgen en hadden we hem niet publiekelijk de poten onder de stoel weggezaagd, zodat hij uiteindelijk het gevoel kreeg dat hij ‘de eer aan zichzelf moest houden’.
Maar we doen het toch.
En dan zien we de tranen van Mark Rutte en dan denken we:
“Dit is de verkeerde emotie! Hij moet niet huilen – hij moet aanpakken!”
“Kom op zeg, wees een vent. Ik geloof er niks van dat je een traan hebt gelaten – dat doen échte leiders niet”
“Ja hoor, mooie krokodillentranen zijn dat – Rubberen Rutte voelt toch helemaal niks? Dit is een sterk staaltje imago-politiek”
“Nou nou, Ruttetje – ik snap dat je niet blij bent, maar is ‘een traan laten’ niet wat té? Een beetje kalmer aan, zeg”.
En een enkeling, maar slechts een hele kleine minderheid, zegt misschien:
“He, wat sympathiek – hij leeft mee met de slachtoffers van die afgrijselijke affaire”.
Punt is: we wéten het niet. We weten niet wat de mens Mark Rutte écht voelt. En we zouden het, idealiter, als redelijk en volwassen mens, ook niet moeten willen weten – want wat maakt dat vragen naar zijn emoties eigenlijk uit? Het kabinet heeft een taak te verrichten, en dáár moeten wij als burgers ons druk over maken, zegt het ideaalbeeld van door rede gedreven democratie.
Maar toch willen we het weten, toch is het de eerste vraag die een journalist stelt, en toch geloven we tegelijkertijd al dat elke emotie die de premier uit altijd, ingecalculeerd, gepland en ingestudeerd is.
En omdat we dat vantevoren al vinden, zullen we er dus ook nooit achter komen. We hebben ons oordeel al klaar, en met klaargelegde oordelen vooraf kun je slecht écht luisteren. Emotie is politiek en andersom: politiek is emotie. En daardoor verstaan we elkaar te vaak niet.