Dé populistische stijlfiguur pur sang: de synecdoche

Stel: je bent franchise-nemer van een witgoed- en electronicahandel, middenin het historische stadscentrum van een kleine gemeente. En stel: je bent ook voorzitter van de lokale ondernemersvereniging.

En stel nu dat de lokale gemeenteraad beslist dat er een milieuzone moet komen. Een milieuzone! In jouw stadscentrum!

Zijn ze nu helemaal gek geworden? Hoe kunnen jouw toeleveranciers met hun zware vrachtwagens nu dan nog jouw winkel bevoorraden? Hoe kunnen de brave huisvaders met hun Dodge Ram dan nog je winkel bezoeken?

Je besluit dat het genoeg is. Dat je er klaar mee bent. En dat het dus tijd is om in te spreken bij de gemeenteraadsvergadering. Je gaat ze eens goed de waarheid vertellen en uitleggen hoe het zit.

Dus mail je de griffier en prompt krijg je bevestiging: je staat aanstaande donderdag al op de rol bij de gemeenteraad als ‘inspreker’. Eindelijk! Dit is je kans!

Maar…uh…hoe ga je die grijpen? Hoe zorg je dat jouw boodschap aankomt – liefst op zo’n manier dat de eerbare journalisten van de lokale media het ook meenemen?

Daar hebben we een tip voor. Of nou ja, we hebben wel duizenden tips. Maar begin eens met de volgende tip, rechtstreeks uit het boekje van de meest succesvolle populistische politici die de wereld kent:

Stap 1: vind je argumentatie

Vergis je niet: raadsleden zijn politici en daarmee óók beleidsmakers. En omdat het beleidsmakers zijn, hebben ze inhoud nodig. Goed doordachte, logisch sluitende argumentatie.

Dit betekent dat je goed moet nadenken over de inhoud van je inspraakspeech: wat zijn precies je argumenten tegen een milieuzone? Je voelt aan je water dat de bereikbaarheid een probleem gaat worden – maar hoe precies?

Ben jij toevallig écht die ene franchise-nemer, dan denk je nu vast: “maar dat spreekt toch vanzelf? Het stond hierboven: de toeleveranciers kunnen niet meer komen en de bezoekers ook niet. Duh!”

Nou, hold your horses, mevrouw de ondernemer. Dit spreekt vanzelf….voor jou.

Voor anderen spreekt het nog niet vanzelf. En dat is waarom je écht en duidelijk moet articuleren wat je argumenten precies zijn.

Dus: jij denkt dat je toeleveranciers niet meer gaan komen. Maar waarom is dat? Hoe weet je dat zo zeker? Leg eens uit – heb je daar een bewijs voor?

Stap 2: maak er voorbeeldige verhalen van

OK, dus je hebt een stevig onderzoek verricht. Je kunt nu als een volleerd beleidsonderzoeker vertellen dat:

“door een voorlopige impactanalyse van de voorgestelde milieuzone aanschouwelijk gemaakt wordt dat het bereikbaarheidspotentieel voor de modale toeleverancier effectief daalt met een niet onaanzienlijk percentage”

Wat?

Ja, inderdaad: wat? Zo moet je het dus niet brengen, aanstaande donderdag. Hierbij valt iedereen in slaap, ondanks dat het wel wáár is wat je zegt.

Wat je nu moet doen, is teruggaan naar je eerdere intuïtie. Eerder voelde je vanzelf al aan dat een toeleverancier moeilijker bij jouw winkel kon komen.

Dáár kun je nu een anekdote of vertelling van maken. Dan begin je een korte uitweiding die je inleidt met een zin als: “stel dat je…”, “neem bijvoorbeeld nou eens…” of “vorige week was ik nog…”.

Zo’n vertelling werkt omdat je zo met woorden een plaatje in het hoofd van je publiek schetst. Mensen vinden een beeldend verhaal nu eenmaal overtuigender dan een goed onderzochte statistiek: een goed verteld voorbeeld voelt als ‘meer waar’, ondanks dat het dat níet hoeft te zijn.

Stap 3: de stijlfiguur

Dit is alvast één stijlfiguur: de anekdote. Maar het is níet de stijlfiguur die ik je in de titel beloofde. Maar die stijlfiguur, de synecdoche, lijkt wél op de anekdote. Sterker nog, eigenlijk is die stijlfiguur precies hetzelfde.

Het enige verschil is dit: een synecdoche is korter. Veel korter. Een synecdoche kun je eigenlijk als een anekdote op woordniveau zien. Een anekdote kost meerdere zinnen, een synecdoche doe je in één of twee woorden.

Even technisch: een synecdoche staat voor een simpele retorische truc. Die truc laat zich samenvatten als ‘deel voor geheel, of andersom’. Dat wil zeggen: heb je het over ál die duizenden bezoekers van je winkel, dan kún je de correcte, precieze terminologie gebruiken uit je beleidsonderzoek:

“Vorig jaar waren er 5017 bezoekers, waarvan er 87,5% aangaven liever de winkel te mijden als er een milieuzone zou zijn”

Óf je vat het samen in een grove generalisatie: “Bezoekers komen niet meer”.  Of nog treffender: “De bezoeker komt niet meer”.

‘De bezoeker’, grammaticaal bezien is dat er maar eentje. Maar je bedoelt het als symbool voor precies de 87,5% van de 5017 bezoekers die aangaven niet meer te komen. Vandaar: ‘deel voor geheel’.

En andersom: ‘Bezoekers’. Grammaticaal wekt dat de suggestie dat je het over álle bezoekers hebt. Maar ook hier heb je het weer over die 87,5% van de 5017 die in een onderzoek aangaf niet meer te komen (ongeacht of ze dat ook menen). Vandaar: ‘geheel voor deel’.

Intermezzo: wat heeft dit met populisme te maken?

Alles, is het antwoord!

Zo schrijft Jan-Werner Müller in zijn boek ‘What is populism?’ dat de populistische politicus drie claims tegelijkertijd maakt:

  1. Er is ‘een volk’ dat met één stem spreekt
  2. De populistische politicus is de enige die die ‘volksstem’ kan horen, ‘de elite’ niet
  3. De populistische politicus is ook de enige die die ‘volksstem’ vertolkt tegenover ‘de elite’

‘Het volk’ aan de ene kant, ook wel afwisselend genoemd: ‘de burger’, ‘de mensen thuis’, ‘de hardwerkende Nederlander’, ‘de man in de straat’, et cetera: het is allemaal één etiket waarachter een veelheid aan vaak onderling tegenstrijdige verscheidenheid schuilt.

Neem bijvoorbeeld dat woord ‘het volk’: Nederland kent momenteel iets meer dan 17 miljoen inwoners. Al die inwoners hebben verschillende, vaak zelfs tegengestelde meningen, overtuigingen, ideologieën en belangen. Maar als ‘de populist’ spreekt, aldus Jan-Werner Müller, dan is er ineens één volk, met maar één mening, overtuiging, ideologie en belang.

Müllers boek is razend interessant om te lezen. Maar ergens mist zijn analyse nog één belangrijke stap. Dat is namelijk de vraag: waarom doet een populistische politicus dit?

En het antwoord is zo flauw als dat het waar is: omdat het werkt.

Kijk maar:

Stap 3: succes!

Je hebt zwart-op-wit dat de bereikbaarheid in het gedrang komt, wanneer er een milieuzone komt. Mooi! Schrijf nu je speech voor het inspreken. Voel je vrij hem helemaal uit te tikken (we raden dat immers niet altijd af).

En als hij uitgetikt is, doe dan een stijlfigurencheck. Probeer er zoveel mogelijk synecdoche in te proppen. Één makkelijke manier om dit te doen is het volgende:

  1. Vervang elke zin waar een ‘nominalisatie’ in staat door een zin met het oorspronkelijke werkwoord (en een synecdoche erbij)
  2. Vervang elke zin in de lijdende vorm door een actieve zin met een synecdoche

Een nominalisatie is een jargonterm voor taaltrainers: het is het fenomeen waarbij je van een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord een zelfstandig naamwoord maakt. Bijvoorbeeld: van ‘communiceren’ maak je ‘communicatie’, van ‘duurzaam’ maak je ‘duurzaamheid’.

Stel dat je bijvoorbeeld in eerste instantie deze tekst had:

“Er wordt nu een plan voorgesteld om in het centrum een milieuzone in te voeren. Dat is echt een slecht idee, want wordt er wel gedacht aan de bereikbaarheid van de winkels daar? Niet alleen komt de toelevering in de knel, maar ook het bezoek wordt lastiger, helemaal wanneer er sprake is van een grote witgoedaankoop”.

Grammaticaal prima zinnen, en inhoudelijk zou het zo maar kunnen kloppen. Maar je voelt het niet. Spoor dus de nominalisaties, lijdende vormen en andere saaie stijlfiguren op en prop er synecdoches in, met hier en daar een uitweiding naar een anekdote:

“Jullie van de politiek willen nu weer een milieuzone in het centrum. Hebben jullie ook maar één keer gedacht aan de ondernemers daar? De winkeliers, het MKB dat in dit mooie centrum de lokale economie op poten moet houden?

Nee, natuurlijk, want als jullie dat vanuit je ivoren toren wél hadden gedaan, dan hadden jullie gezien dat bijvoorbeeld de toeleveranciers de winkels niet meer kunnen bereiken.

Jullie maken het werk van de gewone vrachtwagenchauffeur, gewone jongens met een goede baan, het werk onmogelijk.

En denk ook eens aan de bezoeker. De brave huisvader die op zaterdag, in zijn vrije tijd, een nieuwe wasmachine moet halen. Moet hij dat halen met de bakfiets? Volgens jullie wel, want waar kan hij anders zijn Dodge Ram parkeren?”

Kijk eens – dat voelen we al een stuk meer.

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *