Waarom ik juist niet naar HET DEBAT heb gekeken

Ik keek gisteren niet naar het debat tussen Rutte en Baudet.

Verbazend, zou je zeggen: je houdt je toch juist professioneel bezig met debat? Dan is zo’n debat tussen de leiders van de twee (vermoedelijk) grootste partijen toch juist spekkie voor het argumentatieve bekkie?

En ja, ergens is het waar: ik persoonlijk smul van een mooi debat. Maar juist omdat ik zo hou van een goed debat, had ik helemaal geen zin om hiernaar te kijken.

Dit is wel een échte tweestrijd: de K1 -finale uit 1997 tussen Hoost en Hug

Wanneer is een debat goed?

‘Debat is zuurstof voor de democratie’, wordt wel eens gezegd. En ergens klopt dat: een goed debat is een vrije ruimte, waarin alle meningen en standpunten rondom een politieke kwestie elk op een eerlijke manier aan bod komen.

Maar let op die twee voorwaarden:

  1. Alle meningen en standpunten
  2. Die op een eerlijke manier aan bod komen

Die twee voorwaarden zijn als het ware twee richtsnoeren bij het inrichten van een debat. Kijk bijvoorbeeld eens naar het debat zoals dat in een rechtszaal plaatsvindt: daar ligt altijd een vraag voor die in hoofdzaak gesloten is. Dat betekent dat er in principe alleen maar ‘ja’ of ‘nee’ mogelijk is als antwoord op de voorliggende vragen, zoals:

  1. Heeft deze verdachte willens en wetens dit slachtoffer overvallen?
  2. Heeft dit expres het intellectueel eigendom van dat andere bedrijf geschonden?
  3. Heeft deze buurman deze schutting écht per ongeluk vijf centimeter verder op het terrein van de andere buurman geplaatst?

Natuurlijk is zo’n vraag niet helemaal een gesloten vraag: de strafmaat die de rechter aan een verdachte oplegt, hangt mede af van in hoeverre de verdachte willens en wetens een misdaad heeft begaan: wat dacht zo’n overvaller precies? Heeft hij expres de meest gewelddadige methode gekozen? Maar dat neemt niet weg dat de hoofdvraag binair is.

Ook een tweestrijd, deze keer in 1995: Aerts vs. Hoost: wie van deze twee grootheden wint deze keer? 

En omdat de hoofdvraag doorgaans binair is, is de setting van een rechtszaal ook heel logisch: je hebt iemand die het ‘ja-antwoord’ verdedigt, iemand die het ‘nee-antwoord’ verdedigt en een derde partij die decennialang getraind is om objectief te kunnen luisteren. Zo’n binaire setting is dan ook makkelijk eerlijk te maken: zorg dat beide partijen evenveel recht krijgen, en dan ben je wel klaar.

Elk verkiezingsdebat is ondemocratisch

Nu we weten hoe een goed debat eruit moet zien, weten we ook gelijk waarom het debat tussen Rutte en Baudet al ruim vantevoren nooit een goed debat had kúnnen zijn. Kijk maar mee:

Ten eerste: welke vraag ligt nu voor ons, en wat voor soort vraag is dat? Al sinds De Verlichting hebben we hier eigenlijk geen goed antwoord op. De oude Grieken hadden het makkelijk: in hun directe democratie stelden burgers een beleidsvoorstel voor, en daar kon dan iedereen makkelijk over meestemmen. Maar in de moderne tijd, waarin we in veel grotere verbanden samenleven, stemmen we op partijen.

Maar wat is een partij precies voor ding om op te stemmen? Natuurlijk, een partij is een samenraapsel van personen en een programma. Maar zelfs als je als kiezer de moeite neemt om alle programma’s door te nemen en alle personen te leren kennen, dan blijft de vraag: wat gebeurt er als ik op deze partij stem? Vormt deze partij ‘de uitvoerende macht’, ‘de controlerende macht’, of de ‘hevig transpirerende macht’? Wie verzint dit soort bestuurlijke drieslagen eigenlijk?

En wie verzint die gewichtscategorieën eigenlijk? Halve finale K1-World GP, waarin Aerts ontstellend knap de winst van een kop grotere Schilt afpakt

Natuurlijk speelt dit probleem bij elke verkiezing, niet alleen de Europese, maar ook de landelijke en lokale. En dat is precies waarom heel veel verkiezingsdebatten vaak onnavolgbaar en chaotisch zijn. In die zin is dus zo’n beetje elk verkiezingsdebat al vooraf gedoemd te mislukken.

Dit debat was wel héél ondemocratisch

Maar een tweede factor was gisteren wel heel accuut: er waren gisteren maar twee deelnemers, terwijl er heel veel meer partijen meedoen aan de verkiezingen. Waar waren die? Waarom kregen D66, GroenLinks en CDA als ‘andere middelgrote partijen’ géén zendtijd in dit debat? Laat staan de partijen die óf daadwerkelijk kleiner zijn, óf in de peilingen op dik verlies staan?

Vergelijk het weer met een rechtszaak: het is alsof je in een strafrechtszaak over bijvoorbeeld een overval, slechts één van beide kanten hoort. Dus de advocaat van de verdachte mag dan uitgebreid oreren, pleitnotities indienen en vragen stellen aan verdachte en slachtoffer, maar van de kant van de aanklagende partij hoor je niks. De rechter doet bijvoorbeeld gewoon oordopjes in als de officier van justitie spreekt, zoiets.

Of een beetje alsof je een WWF-acteur zoals Brock Lesnar uit laat komen tegen een échte vechter als Alistair Overeem: het was snel over in de main ticket van UFC 141

De derde factor gaat over het ‘eerlijk aan bod komen’. Kijk, Baudet en Rutte hebben goed onderhandeld over gelijke spreektijden. Ook heel eerlijk is het dat ze elk twee stellingen hebben aangeleverd. Maar al dit soort regeltjes leiden af van de grootste oneerlijkheid in dit debat: Rutte en Baudet zijn beiden niet eens verkiesbaar.

Als je er al voor had moeten kiezen om een debat te voeren tussen alleen VVD en FvD, dan had het een debat moeten zijn tussen de voor de meeste mensen totaal onbekende Malik Azmani namens de VVD en de notoire politieke baantjesjager Derk Jan Eppink namens de FvD. Dát zijn immers de mensen die het in Brussel moeten gaan doen, niet Rutte en Baudet.

Het is alsof je in een restaurant terechtkomt, en je wilt een hoofdgerecht kiezen, maar de ober geeft je alleen maar de dessertkaart. Hoe moet je nu kiezen tussen de gegrilde lamskoteletten versus de spareribs, als je alleen maar kunt lezen over de dame blanche versus de tiramisu?

Het komt er dus op neer dat een verkiezingsstrijd platslaan tot een tweestrijd fundamenteel ondemocratisch is. In principe is het dat altijd: zie de eerste factor over de onduidelijke vraag die voorligt. Maar gisteren maakte de NPO het wel heel bont met het slecht en onrepresentatief weergeven van het publieke debat, door maar twee deelnemers uit te nodigen, en dan ook nog eens twee deelnemers die niet eens opties zijn in de keuze die voorligt.

Waarom hadden we dit debat dan?

Goede vraag, precies geplande tussenkop!

Het antwoord: vanwege de neus voor politieke marketing van Mark Rutte. Al sinds hij begon in de politiek begreep hij heel goed dat een tweestrijd ‘spinnen’ heel voordelig is als je één van de twee grootste partijen bent. De meeste mensen hebben namelijk helemaal geen tijd om diep na te denken over welke vraag voorligt, welke standpunten daar dan bij horen om dan de opties te overwegen. De meeste mensen zijn namelijk te druk met werk en de kinderen op tijd in bed stoppen. Daar krijgen ze een manicheïstisch wereldbeeld van: dat de wereld is op te delen in een ‘voor’ en een ‘tegen’, een ‘goed’ en een ‘kwaad’.

Een beetje zoals Glory 36 werd gespind als dé match tussen ‘goed’ en ‘kwaad’ (en saai afliep)

Al vanaf 2006 snapt Rutte dit als geen ander. Zoals je in het NRC kunt lezen, was hij toen campagneleider van de VVD voor de gemeenteraadsverkiezingen. En tegen alle principes van het debatrealisme in, koos hij er toen voor om al zijn pijlen te richten op de PvdA. En dat werkte!

Een mooi trucje dat hij keer op keer strategisch herhaalde. Bijvoorbeeld in 2012: eerst was de SP de ‘angstgegner’, maar toen die het niet goed genoeg deed in de peilingen, schakelde hij weer over naar zijn oude, vertrouwde boezemvijand van de PvdA. En dus ook nu, anno 2019, nu hij ervoor koos om FVD neer te zetten als ‘de angstgegner’ en Baudet uit te dagen voor een één-op-één-debat.

De media slikte deze truc voor zoete koek, omdat zij er ook garen bij spinnen. Een volledig debat, met alle standpunten, op een eerlijke manier behandeld, trekt geen kijkers. Maar een platte tweestrijd wel, is de gedachte. De media heeft ondertussen zó goed het campagneboekje van de VVD overgeschreven, dat bij de vorige landelijke verkiezingen de media er juist over klaagden dat er géén tweestrijd was. Als kleine kinderen die om snoep bedelen, smeekten ze onder andere de VVD of ze in vredesnaam mochten horen wie ‘de grote vijand’ deze keer weer was.

Kies je eigen werkelijkheid

Een media-professor zou dit een hang naar ‘horse race news’ kunnen noemen. Politiek theoretici zuchten diep en noemen het ‘de presidentialisering van de politiek‘. De Duitse politiek filosoof Habermas schudt zijn witgrijs behaarde hoofd en noemt dit ‘het einde van de publieke sfeer‘.

Donald Trump noemt het ‘het eerlijke politieke handwerk’, en perfectioneerde dit tijdens de ‘Battle of the Billionaires’, Wrestlemania 23

Maar hoe je het ook noemt, de essentie blijft: de tweestrijd is een verzinsel. Met een duur woord: een politieke fictie. Maar het is geen noodzakelijke fictie, zoals bijvoorbeeld een geloof in enigszins vrije wil dat wel is. En dit betekent dat ik een keus heb: wil ik mijn kostbare tijd leven in de verzinsels van anderen, of gebruik ik mijn eigen vrije, kritische geest en maak ik mijn eigen werkelijkheid? Wil ik leven in de politieke ficties van Rutte, wil ik mezelf reduceren tot een (erg kleine) bijrolspeler in het toneelstuk van het politieke leven zoals dat door de VVD wordt geschreven?

Het antwoord op die vraag kan natuurlijk alleen maar ‘nee’ zijn. Zelfs als je VVD’er bent (of FvD’er – want Baudet pakte de handschoen die Rutte als een soort Rico Verhoeven neersmeet, net zo briljant op als Badr Hari dat deed), of vooral als je VVD’er bent: de vrije politieke wil van de burger om tegen de harde medialogica in te kunnen en mógen zeggen: nee, dit is niet waar, dit is niet hoe de politieke wereld in elkaar steekt, is veel belangrijker dan de paar extra stemmen die je er misschien voor je eigen partij mee zou kunnen winnen.

Vandaar dus, dat ik gisteren niet naar ‘HET DEBAT’ heb gekeken.

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *