Waarom je soms best Powerpoint mag gebruiken
Hier is een leuk spelletje dat je kunt spelen om de donkere dagen rond Kerst samen door te komen:
- Vind een presentatietrainer
- Roep ‘Powerpoint’! tegen die trainer
- Wacht en geniet van de reactie
OK, Boomer
En we begrijpen die reactie wel: vaak slaat een ondoordachte powerpoint de geesten dood. Beste recept voor presentatie-ellende.
Maar soms ontkom je er niet aan. Soms is een powerpoint écht de beste oplossing. Kun je het écht niet anders zeggen? Dan is powerpoint (of andere presentatiesoftware) best ok.
Bijvoorbeeld:
Wanneer een plaatje iets ingewikkelds simpel maakt
De normaaldistributie en de centrale limietstelling, hoe zat dat ook alweer? Nou, zo: meet van een groep een eigenschap. Bijvoorbeeld van een legioen soldaten hoe lang ze zijn. Bereken dan het gemiddelde en breng in kaart hoeveel elke soldaat afwijkt van het gemiddelde.
Doe dat met genoeg soldaten en je ontdekt iets moois: die afwijking van het gemiddelde volgt een voorspelbaar patroon. Welk patroon? Nou, wikipedia heeft een mooi gifje dat het laat zien. Doe maar alsof ‘n’ staat voor het aantal soldaten dat je hebt gemeten.
Van de wikipedia-pagina over de normaaldistributie
Opdracht: probeer dit patroon wat je ziet ontstaan eens te omschrijven in woorden.
Uhh. Nou. Veel van de soldaten uit je legioen wegen ongeveer iets van het gemiddelde. Er wijken maar weinigen echt veel af, maar toch niet helemaal niemand. Ja, ohja: de afwijking is ook symmetrisch rondom het gemiddelde, dus we vinden ongeveer evenveel soldaten die 20 centimeter langer zijn dan het gemiddelde als soldaten die korter zijn dan het gemiddelde.
Zoiets?
Nee, want de woorden zijn niet precies genoeg. En het zijn er heel erg veel. Probeer het nog eens.
Aha! OK, het moet precies, Nou, in woorden dan:
Uhm, bijna? Kijk: wiskunde is ook te zien als een taal. Dus ergens klopt het dat je die normaaldistributie nu in woorden hebt uitgedrukt. En het is heel precies, dus: mooi gedaan.
Alleen: wiskunde is een taal die niet veel mensen vloeiend spreken. Sterker nog: bij de meeste mensen breekt het koude angstzweet nu al uit, alleen maar bij het zien van deze ‘kansdichtheidsfunctie’.
Dus nee: ook dit werkt niet. Het plaatje van wikipedia hierboven vertelt de meeste mensen al exact genoeg, zonder er al te veel woorden aan vuil te hoeven maken.
Wanneer een plaatje meer gevoel kan losmaken
Ik heb een heel simpel recept waarmee je je publiek binnen één seconde ‘ahhhh’ kunt laten zeggen. Wil je weten wat dat recept is? Even doorscrollen…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
Awesome! Puppy!
Tja, een plaatje van een lieve puppy die op je afrent werkt toch tien keer beter dan het in woorden zeggen: ‘stel je eens voor – de allerliefste puppy die je ooit hebt gezien komt op je afrennen’.
Bij sommigen werkt dat wel, maar bij anderen roept dat weerstand op. Die willen bijvoorbeeld niet door jou verplicht worden zich iets voor te stellen. Of die kunnen gewoonweg geen plaatjes voor zich zien – ongeveer 1 op de tien mensen schijnt dat te hebben.
Dus: powerpoint = plaatje
Er zijn natuurlijk meer voorbeelden van momenten wanneer je liever wel een powerpoint gebruikt dan niet. Maar ondertussen kunnen we al een algemeen richtsnoer opstellen: wanneer gebruik je een powerpoint?
Nou simpel: wanneer het écht waar is dat een plaatje meer zegt dan duizend woorden. We hebben eerder al gezegd dat dat gezegde heel vaak niet waar is. Maar voor die momenten dat dit cliché wél opgaat: dan, en alleen dan is powerpoint (of Prezi, of elke andere presentatiesoftware) wél een goed hulpmiddel.