Wanneer is een debat nou nuttig?
“Wanneer is een debat beter dan een dialoog?”
Dat vroeg mijn gewaardeerde dagvoorzitter-collega Jan-Jaap in der Maur, vanwege deze blogpost over dat debatteren te makkelijk verward wordt met bekvechten.
Daaronder ontspon zich een fijne, inhoudelijke discussie. Een debat over debat, hoe meta wil je het4 hebben?
Kort en goed denk ik dat een debat nuttig kan zijn wanneer er aan één belangrijke voorwaarde voldaan is: dat is wanneer je het zo inricht dat ‘personen’ en ‘meningen en/of belangen’ van elkaar gescheiden zijn.
Het voorbeeld dat ik in die discussie noemde was dat van een rechtzaak. In een strafrechtzaak heb je het OM tegenover een strafrechtadvocaat, die elk proberen te bewijzen in de ogen van een onafhankelijke derde waarom de verdachte al dan niet schuldig is.
Vanwege die taakverdeling in het gesprek over de schuldvraag, ontstaan er als vanzelf allerlei handige regels voor en in het gesprek. Zo weet een strafrechtadvocaat dat het geen pas geeft om de rechter te bedreigen. En de aanklager weet dat het ook geen zin heeft om de rechter voor rotte vis uit te maken.
Het enige dat telt is: juridisch relevante bewijsvoering. Deed-ie ‘t of deed-ie ‘t niet? (En: bedoelde hij dat ook zo?).
In de discussie bespraken we nog een ander voorbeeld. Dit voorbeeld laat zien dat debatteren een educatief nut kan hebben. Dat gaat als volgt:
- Men neme een groep mensen en vraagt ze iets waar ze met z’n allen heilig van overtuigd zijn
- Men dele de groep op in drie subgroepen, elk met hun eigen taak:
- Groep 1 is de groep die het felste vóór de stelling zijn in het echt. Voor het aankomende oefendebat pleiten zij daarom tégen de stelling.
- Groep 2 is de groep die het meeste lauw is over de stelling in het echt. Die pleiten voor het aankomende oefendebat vóór de stelling
- Groep 3 neemt de positie in van ‘rechter’ of ‘Socrates’ of een ander figuur die volgens jou redelijkheid in den vleze belichaamd – van John Rawls tot Johan Cruijff
- Daarna nemen Groep 1 en Groep 2 het tegen elkaar op in een oefendebat – de vorm maakt eigenlijk niet zoveel uit
- En tot slot delen de leden van Groep 3 hun inhoudelijke reflecties op de argumenten in het oefendebat
Dit is een andere manier van ‘personen’ en ‘meningen en/of belangen’ van elkaar scheiden. Het effect hiervan in de praktijk is wat wij weleens noemen ‘cognitive flexibiliteit’ – de officiële vakterm schijnt ‘intellectuele nederigheid’ te zijn.
Dat zit zo: stel dat je in Groep 1 zit. Bijvoorbeeld: je bent lid van Amnesty International. En je voor de volle honderd procent tégen de doodstraf. Maar nu moet je ineens vóór de doodstraf pleiten! En dat moet nog inhoudelijk overtuigend zijn ook!
Je kunt er dan voor kiezen om van de argumenten voor de doodstraf een karikatuur te maken. Gevolg: dan win je je eigen gelijk buiten het spelletje, maar verlies je binnen het spelletje. Maar dat is voor de meeste mensen toch hun eer te na, en die kiezen dus voor het volgende:
Ze verdiepen zich. Oprecht. In de mening van. De ander.
Deelnemers aan een speldebat leren zo om de best case van de ándere kant te maken. Ze bedenken wat de argumenten van een redelijke tegenstander écht zouden zijn. En gaandeweg ontdekken ze dan dat die tegenstander heel wat genuanceerder denkt en redeneert dan ze zelf vooraf dachten. Ze ontdekken vaak zelfs dat er eigenlijk wel écht wat in zit, wat zo’n tegenstander zou kunnen zeggen.
Dus. De voorbeelden van waar debatteren werkt zijn legio. En het principe van wanneer het werkt is simpel uitgelegd (maar niet altijd makkelijk uitgevoerd!). Dat is: scheid ‘personen’ en ‘meningen en/of belangen’.
En natuurlijk: wil je daar zelf eens mee experimenteren? Dan ben je natuurlijk van harte welkom op onze open inschrijvingscursus ‘Debatteren en Discussievaardigheden’. Inschrijven doe je hier.