Kaag en de mythe van vrouwelijk leiderschap

Ik vind het zelf altijd één van de vervelendste momenten van onze mediatraining. Dan zit ik in een studio met kundige politici of gedreven CEO’s. Met een carrière van decennia achter de rug, klaar om hun kennis, expertise en enthousiasme over te dragen aan het publiek.

En dan moet ik ze vertellen dat het er allemaal niet toe doet. En waarom?

Omdat ze vrouw zijn.

‘Wat?’, hoor ik je al zeggen. ‘Wat misogyn en ongeëmancipeerd van jullie!’ En ja, ergens heb je gelijk. Dat is precies waarom ik het zo vervelend vind. Het ís oneerlijk. Maar die oneerlijkheid komt niet van ons. Die oneerlijkheid komt van jou, beste lezer. Naar alle waarschijnlijkheid dan.

Hier is hoe dat zit.

Gelijke monniken, ongelijke kappen

Natuurlijk geldt dit niet voor jou. Jij bent altijd, voor de volle honderd procent, objectief en neutraal. Jij bent het probleem niet.

Nee: de ánder, die is het probleem. Meer specifiek: de gemiddelde Nederlandse media-consument. Of de mediaan, of modus, welke statistische centrummaat je ook maar wil nemen.

Hier is het probleem: de typische media-consument heeft nogal snel oordelen klaar over vrouwelijke leiders. Laat een man als Trump op een TV-programma als The Apprentice keer op keer zeggen ‘You’re fired’. Vraag daarna aan het publiek wat ze van hem vinden als leider. Tien tegen één dat de typische kijker zegt: “Sterk. Krachtig. Kan goed beslissingen nemen. Goed!”

Zouden we de nieuwbakken lijsttrekker van D66, Sigrid Kaag, exact hetzelfde laten zeggen, dan is de respons heel anders. Wat zou je dan krijgen als reacties? Nou, zoiets: “Haaibaai. Harde tante. Kreng. Te ambitieus, te weinig meevoelend”.

Zelfde gedrag, zelfde situatie, maar ander oordeel van de kijker/luisteraar/lezer. Nogmaals: jij doet daar natúúrlijk niet aan mee. Maar die ánderen, die doen dat wel. Zo was “de T.” alvast begonnen met het kapotschrijven van Kaag: ze is ‘vilein‘ en een ‘koele kikker

Drie denkfouten over ‘vrouwelijk leiderschap’

Meer specifiek maken die anderen de volgende drie denkfouten:

  1. Geloven dat er essentieel ‘mannelijke’ en ‘vrouwelijke’ leiderschapsstijlen zijn
  2. Geloven dat vrouwen slechtere leiders zijn wanneer ze niet die essentieel ‘vrouwelijke’ leiderschapsstijl hanteren
  3. Geloven dat mannen a priori betere leiders zijn dan ze zijn

Al die drie dingen zijn niet waar. Dat zeg ik niet, dat zegt hoogleraar leiderschap en organisatieverandering Janka Stoker in het Parool. Lees die column – er staat dat het tegendeel juist waar is. Namelijk:

  1. Er zijn geen essentieel ‘mannelijke’ en ‘vrouwelijke’ leiderschapsstijlen
  2. Voor zover wij als publiek ‘mannelijke’ en ‘vrouwelijke’ leiderschapsstijlen construeren, blijkt dat mannen en vrouwen er even goed in kúnnen zijn
  3. Empirisch blijken mannen vaak slechtere leiders, simpelweg omdat ze minder hoeven te bewijzen

Drie denkfouten, drie feitelijke onjuistheden, waardoor je als vrouwelijke leider gelijk dus al met 3-0 achterstaat. Inderdaad: het is niet eerlijk.

Wat moet je hier nou mee als vrouwelijke leider?

Professor Stoker suggereert één voordeel van deze oneerlijkheid. Tegen de tijd dat je, zoals de Nieuw-Zeelandse premier Ardern, tegen de stroom van vooroordelen in, tóch de apenrots hebt kunnen bedwingen, dan weten wij als volgelingen: die is driedubbel zo capabel. Juist omdat ze driedubbel zoveel vooroordelen heeft overwonnen.

Maar tja, bij ons op de mediatraining heb je daar weinig aan: dat is wijzen naar iets wat een ándere vrouw in een ánder land gedaan heeft. Niet naar wat een vrouwelijke leider in dit land kán doen. Dus nogmaals: wat kán je hiermee, als vrouwelijke leider?

Kies als vrouwelijke leider vooral de communicatiestrategie die bij jou past. Wij schrijven natuurlijk niets voor, maar grofweg zijn er twee keuzes:

  1. Blaas de vooroordelen van binnen op door ze in je voordeel te gebruiken
  2. Hak de vooroordelen van buiten in stukjes door ze (impliciet of expliciet) ter discussie te stellen

De gemengde aanpak van Kaag

Natuurlijk kan je van moment tot moment wisselen van strategie. Kaag lijkt dat een beetje te doen.

Aan de ene kant: ze gaf op een eerder D66-congres een lezing over de kracht van vrouwelijk leiderschap (wetenschappelijk bezien een gotspe dus). Ze liet zó nadrukkelijk vallen dat ze wel eens de eerste vrouwelijke minister-president kon worden, dat zelfs de anders zo grijze NRC een controversiële column plaatste over hoe opzichtig ze ‘the vagina vote‘ aan het uitlokken was.

Aan de andere kant: toen ze geïnterviewd werd door de Flair, wat toch te boek staat als ‘vrouwenblad’, stapte ze weer vakkundig om het vooroordeel heen. Natuurlijk kan ze als (toen nog potentiële) lijsttrekker van een middelgrote partij in een landschap van alleen maar middelgrote partijen, minister-president worden. En dan zou ze de eerste vrouw zijn.

Maar zij is, zo zegt Kaag in het interview, daar niet bijzonder in: als Mona Keijzer lijsttrekker was geworden van het CDA, dan had die kans ook voor haar gegolden. Tussen de regels door zegt ze daarmee: dat is gewoon hoe het systeem werkt, en dit is dus zeker geen ‘pandering to the vagina vote’.

En zo overkomen we ook de hobbel bij de mediatraining waar ik net mee begon:

Ja, voor sommige kijkers en luisteraars maakt het niet uit hoe capabel een vrouwelijke leider eigenlijk is.

Ja, sommige kijkers en luisteraars geloven liever in hun eigen stereotypes en vooroordelen, dan objectief te zijn.

Maar gelukkig:

Ja, jij als vrouwelijke leider kán daar ook iets mee doen: speel het uit of speel het af. Of iets anders.

Leiderschap? Het is aan jou.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *